Mijn vrienden trokken me steeds weer mee naar buiten. Ze vonden allerlei interessante dingen om te doen, dingen waar ik geen nee tegen kon zeggen. Maar telkens als ik thuiskwam, voelde ik de vermoeidheid in mijn lijf kruipen, de onzekerheid in mijn hoofd groeien. Mijn therapeut confronteerde me op een dag met een keuze: ofwel onderzoek ik mijn angsten en leer ik ze te aanvaarden, ofwel laat ik me erdoor overwoekeren. "Je staat met je rug tegen de muur," zei hij. En pas toen besefte ik hoe waar dat was.
Angst had zich als een schaduw aan mij vastgeklampt. Angst om een last te zijn. Angst voor alles wat ik niet kan controleren. Angst voor de toekomst. Maar diep vanbinnen wist ik het antwoord al: 100% veiligheid bestaat niet. 100% zekerheid evenmin. Wat wel bestaat, is de wetenschap dat ik anderen nodig heb. Ik kan het niet meer alleen.
Toch werd mijn angst steeds concreter. Steeds vaker moest ik nadenken over de kleinste handelingen:
- Kan ik die afstand nog overbruggen of neem ik een taxi?
- Hoe geraak ik daar, want ik heb geen wagen?
- Oeps, ik moet dringend naar het toilet! Gelukkig net op tijd, maar hoe lang nog?
In 2008 zat ik in mijn tweede jaar van mijn opleiding gestalttherapie. Hoe lang kon ik dit blijven volgen? Wanneer werd het te zwaar voor de groep? Kon ik klagen in de groep? Kon ik aanpassingen vragen voor het toilet? Ik stopte. Ik brak de opleiding af. Ik concentreerde me op mijn vrienden, op mijn werk en mijn leven in Brussel. Dit was het idee. Maar na een tijdje kwam de angst opnieuw naar boven:
- Kan ik naar die tentoonstelling?
- Wat als ik dringend moet gaan plassen als ik met vrienden op restaurant zit?
- Kan ik nog naar een toneelstuk dat langer dan anderhalf uur duurt?
En toen moest ik verhuizen. De trappen van mijn appartement werden mij te veel. Ik verhuisde naar een andere wijk, naar een aangepast appartement. Maar ik kende de wijk niet en de rolstoel werd hoe langer hoe meer mijn metgezel. Mijn nieuwe appartement moest mijn nieuwe veilige haven worden. Ik ging niet meer op stap, ik nodigde vrienden uit. Maar iedereen heeft zijn eigen leven. Toch bleef er een verlangen. Ik had zin om eropuit te trekken, maar de angsten waren te groot. Hoewel ik thuis ook al eens gevallen was – gelukkig waren er buren. Wat voelde ik me zwak en overwoekerd door angst.